Stress is een vorm van spanning. Om optimaal te kunnen presteren hebben we een bepaalde mate van spanning en dus stress nodig. Positieve stress is bijvoorbeeld de spanning die ene plezierige gebeurtenis oproept, zoals voor een wedstrijd of voor vakantie. Na enige tijd verdwijnt deze spanning weer en keert het lichaam terug in een toestand van rust. Als stress niet in het belang van een persoon is en als een nare gebeurtenis wordt ervaren, spreken we van negatieve stress en van stressklachten. Vast staat dat vooral de negatieve spanningen een gevaar vormen voor de gezondheid, omdat zij de grootste en meer langdurige effecten hebben op het centrale en autonome zenuwstelsel.

Stress en het effect op het zenuwstelsel

Bij stress reageert het lichaam in het autonoom zenuwstelsel. Het lichaam registreert de dreiging in de amygdala, het amandelvormige deel van de hersenen dat een rol speelt bij de verwerking van prikkels. Het sympathische deel van het lichaam reageert hierop: het hart gaat sneller kloppen, de spijsvertering vertraagt en de bloeddruk gaat omhoog. De bijnieren geven adrenaline en noradrenaline af, deze hormonen zetten de lichaamsfuncties in een hogere versnelling. het lichaam maakt cortisol aan, ook het stresshormoon genoemd omdat het vrijkomt bij elke vorm van stress, zowel fysiek als psychologisch. Het zorgt ervoor dat bepaalde eiwitten in spieren worden afgebroken waarbij aminozuren vrijkomen. Hiervan kan glucose (energie) worden gemaakt.
Deze energie wordt gebruikt om het lichaam weer terug te brengen in homeostase; op het moment van stress komt adrenaline en noradrenaline vrij om het lichaam alerter te maken en klaar om te vechten/vluchten.

Burn-out

Burn-out is het eindstadium van langdurige, vaak jarenlange, roofbouw op het lichaam. Een burn-out ontstaat als mensen ondanks de stress en de spanningsklachten stug door blijven gaan. Ze volharden in hun werk en zijn zich lang niet altijd bewust van de ernst van hun klachten. Hoe groter de uitputting, hoe erger de klachten worden. Zelfs gewone dagelijkse dingen doen wordt steeds moeilijker. Een telefoongesprek, stofzuigen, afwassen: alles kost veel energie. Het wordt steeds moeilijker hoofd- en bijzaken te onderscheiden. Gedachten als ‘waar doe ik het allemaal voor?’ en ‘ik sta overal alleen voor’ dringen zich op. De houding ten opzichte van het werk kan negatief worden. Er ontstaat een gevoel van ‘ik kan geen klant meer zien’ of ‘laat ze het allemaal maar uitzoeken’. Op een bepaald moment is de koek helemaal op. Een klein voorval is dan vaak de druppel die de emmer doet overlopen, waardoor iemand instort. De spreekwoordelijke accu is dan helemaal leeg: de persoon is opgebrand (‘burn-out’). Een burn-out uit zich in ernstige lichamelijke en geestelijke vermoeidheid. Rust en tijd alleen zijn niet voldoende voor herstel. Hulp, behandeling en verandering zijn nodig.